SV | Zij zeggen steeds tot degenen, die Mij lasteren: De HEERE heeft het gesproken, gijlieden zult vrede hebben; en [tot] al wie naar zijns harten goeddunken wandelt, zeggen zij: Ulieden zal geen kwaad overkomen. |
WLC | אֹמְרִ֤ים אָמֹור֙ לִֽמְנַאֲצַ֔י דִּבֶּ֣ר יְהוָ֔ה שָׁלֹ֖ום יִֽהְיֶ֣ה לָכֶ֑ם וְ֠כֹל הֹלֵ֞ךְ בִּשְׁרִר֤וּת לִבֹּו֙ אָֽמְר֔וּ לֹֽא־תָבֹ֥וא עֲלֵיכֶ֖ם רָעָֽה׃ |
Trans. | ’ōmərîm ’āmwōr liməna’ăṣay diber JHWH šālwōm yihəyeh lāḵem wəḵōl hōlēḵə bišərirûṯ libwō ’āmərû lō’-ṯāḇwō’ ‘ălêḵem rā‘â: |
Zij zeggen steeds tot degenen, die Mij lasteren: De HEERE heeft het gesproken, gijlieden zult vrede hebben; en [tot] al wie naar zijns harten goeddunken wandelt, zeggen zij: Ulieden zal geen kwaad overkomen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Zij zeggen steeds tot degenen, die Mij lasteren: De HEERE heeft het gesproken, gijlieden zult vrede hebben; en [tot] al wie naar zijns harten goeddunken wandelt, zeggen zij: Ulieden zal geen kwaad overkomen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!